Dankbare agogo's

 

Dankbare ‘agogo’s’ (ouderen)

 

In deze blog schrijf ik iets over de noodhulp die we geven aan ouderen in Namitambo. Zij krijgen drie keer in de week een maaltijd bij ons op het centrum. En één keer in de drie weken ontvangen ze een zak van 10 kg maismeel.

Ze liepen voor mij uit op de zandweg: twee oude vrouwen op weg naar ons centrum. Ik stopte en bood ze een lift aan. Daar waren ze erg blij mee. Eén vrouw herkende ik. Ze is de oma van een jongen die bij ons in het programma heeft gezeten. De tweede was haar tweelingzus. Ze lijken sprekend op elkaar. Ze begonnen gelijk te praten. Ze waren zo dankbaar voor wat Stichting Timotheos deed. Thuis was er geen eten meer. Maar nu zorgde Timotheos voor hen.

 

 

De goede strijd

Drie keer in de week komen er 200 bejaarden naar ons centrum voor een warme maaltijd. Daar hebben ze heel wat voor over. Een groot deel van de bejaarden moet van ver komen en gezien hun leeftijd gaat dat niet meer zo snel. Maar om 12 uur zijn ze allemaal aanwezig om naar de meditatie van de dominee te luisteren. Dit keer ging de meditatie over 1 Timotheüs 4:7: “Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.”

 

De dominee zei dat we allemaal een strijd hebben op deze aarde. Er wordt veel hongergeleden en het is een dagelijkse strijd om aan eten te komen. Maar strijden we de goede strijd des geloofs? Hij wees erop dat dit alleen kan als de Heere Jezus onze Zaligmaker is en we in Hem mogen geloven. De mannen en vrouwen zaten allemaal aandachtig te luisteren. Sommigen knikten instemmend.

Wat is nu het belangrijkste?

 

Toen was het mijn beurt om wat te zeggen. Na de begroeting vertelde ik dat ik blij was dat we de mogelijkheid hebben om hen te helpen, omdat ik weet dat er veel hongergeleden wordt onder onze bejaarden. Ik zei dat ze deze dag veel zouden ontvangen: een meditatie, een bord eten, een zak maismeel en nog een boekje van ds. J.C. Ryle. “Maar wat is nu het belangrijkste?”, vroeg ik. “Maismeel!”, zeiden er een aantal, “want dan hebben thuis weer te eten.”

Ik zei dat ik dat heel goed kon begrijpen, maar dat het toch niet het belangrijkste is. Want we moeten een keer sterven, en dat moment komt misschien wel heel snel. Dan kunnen we geen nsima meer eten, maar dan moeten we voor Gods rechterstoel verschijnen. Alleen het Brood des Levens, de Heere Jezus, kan ons verlossen van onze grote zondeschuld.


Ik vroeg de bejaarden om één ding nooit te vergeten voordat ze naar het centrum komen. Je zag ze denken…: “Wat bedoelt ze nu?” Ik zei: “Voordat u vertrekt van huis moet u eerst vragen of de Heere het Woord wil zegenen aan uw hart, zodat u de Heere Jezus leert kennen als uw Zaligmaker.” De oude mannen en vrouwen knikten instemmend. Ze beloofden het niet te vergeten…

Stukje vlees als extra
 

Na deze toespraken werd het eten uitgedeeld. Deze keer lag er naast de nsima en groenten een lekker stukje vlees op de borden. Het was goed gaar gekookt, speciaal voor de vele tandeloze monden… Wat zaten ze te genieten van het eten.

 

 

Na de maaltijd werden hun namen afgelezen en kregen ze allemaal een zak maismeel en een boekje van ds. J.C. Ryle. Daar gingen ze weer… Met de zak maismeel op hun hoofden. Of de zak werd gedragen door een familielid. Dankbaar voor wat ze hadden gekregen. 

Zouden ze nog denken aan het belangrijkste?

Een hartelijke groet van Bep