weeskinderen

De afgelopen weken heb ik weer een heel aantal weeskinderen in het programma op kunnen nemen.

Het is altijd weer mooi werk om de dorpen in te gaan en de hulpbehoevende gezinnen te bezoeken.

Als eerste brengen we altijd een bezoek aan het dorpshoofd van het dorp. Hij moet op de hoogte worden gesteld als we uit zijn dorp nieuwe weeskinderen opnemen.

Zo’n bezoek is altijd een hele ceremonie. Er wordt een stoel voor ons klaargezet, het dorpshoofd komt ons uitgebreid  begroeten en we vertellen het doel van onze komst.

Het dorpshoofd is ons altijd erg behulpzaam om de weeskinderen uit zijn dorp op te zoeken.

In één dorp kwam er een oud mannetje leunend op een stok, die ons wel zou vergezellen.

Op zijn blote voeten die er ruw en verweerd uitzagen, ging hij voorop door de smalle paadjes naar de kleine huisjes.

Toen we aankwamen bij een huisje waar weeskinderen zouden zijn, gaf hij een grote brul waarop van verschillende kanten volwassenen en kinderen aan kwamen lopen.

Al snel bleek dat het weeskind te oud was voor ons programma. Onze leeftijdsgrens is 11 jaar. Dus op naar de volgende.

We volgden de man naar diverse adresjes. En ondanks zijn leeftijd en het feit dat hij een stok nodig had, moesten we aardig doorstappen om hem bij te houden.

Helaas konden we in dit dorp geen kinderen opnemen.

We brachten verslag uit naar het dorpshoofd en reden naar het volgende dorp.

Gelukkig konden we daar wel een aantal kinderen opnemen. Hoewel we tegen een aantal ook moesten zeggen dat we hen niet konden helpen.

Bijv een moeder met vijf kinderen. We vroegen of haar man nog leefde. Ja, haar man leefde nog en was niet ziek. Waarom vraagt ze dan hulp?

De moeder zei wat aarzelend dat ze niet genoeg eten voor de kinderen had.

Het dorpshoofd vertelde dat haar echtgenoot regelmatig dronken was.

Geen wonder dat de moeder niet rond kon komen.

Dan heb je echt medelijden met zo’n moedertje.

Graag zou je haar willen helpen.

Maar het kan niet.

Het is de verantwoordelijkheid van het dorpshoofd om dat gezin te begeleiden en de vader op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.

We hopen dat hij dat ook zal doen.

Toen we weer verder reden, vroeg de medewerker van de kinderbescherming of  we ook naar een paar weeskinderen wilden kijken die wat verder weg woonden. De moeder was vorige maand overleden en de kinderen zorgden nu voor zichzelf. Een meisje van 13 zorgde voor twee kinderen van 7 en 8 jaar.

We zochten dat gezin op. Het was heel aangrijpend om te zien onder welke omstandigheden deze kinderen leefden.

Een klein huisje waarvan een gedeelte half ingestort was. De kinderen zagen er armoedig uit.

Er was niemand van de familie die voor deze kinderen kon zorgen.

Een oude oom van hen had zelf al 8 weeskinderen waarvoor hij moest zorgen.

Daar konden deze kinderen niet meer bij.

Een week later kwamen we er weer. Nu om de twee kinderen van 7 en 8 jaar mee te nemen naar het weeshuis.

Ik vroeg aan hen of ze met me mee wilden. Ze zeiden allebei ‘ja’.

Het zusje van 13 keek verdrietig. Zij bleef alleen achter. Ze gaf ons een briefje waarin ze vroeg of we haar ook konden helpen.

Het meisje is te oud voor het weeshuis. Maar wat zal er van haar terecht komen?

We zoeken naar een mogelijkheid om ook dit meisje te kunnen helpen.

Ik vroeg aan de kinderen of ze nog wat spullen hadden om mee te nemen naar het weeshuis.

Ze hadden niets. Alleen de kleren die ze aan hadden.

In de auto op weg naar het weeshuis keken ze wel een beetje benauwd.

Weg uit het dorp, weg van hun huis, hun familie. Een onbekende toekomst tegemoet.

Toen ze in het weeshuis aankwamen zagen we al snel een lach op hun gezicht.

Ze zagen de slaapkamers, de bedden met een matras en deken. Ze kregen nieuwe kleren, nieuw ondergoed. In de keuken stonden de bordjes met eten al klaar.

Ze werden hartelijk ontvangen door de moeders en de kinderen van het weeshuis.

Ik vertelde dat ze het nog een beetje spannend vonden. Je zag de anderen gelijk heel begripvol knikken. Ze hebben allemaal hetzelfde meegemaakt.

We hopen dat de nieuwe kinderen zich snel thuis zullen voelen.

En boven alles dat het Woord wat ze nu elke dag mogen horen, gezegend mag worden aan hun hart.